Wilg – Salix
Een geslacht met ongeveer 500 soorten winterharde, bladverliezende bomen en heesters die in grootte zeer uiteenlopen. Sommige zijn ’s winters zeer decoratief met hun gekleurde schors en slanke, neerhangende takken; andere hebben donzige, eivormige of cilindrische katjes, met mannelijke en vrouwelijke bloemen aan afzonderlijke heesters. De mannelijke katjes zijn meestal zijdeachtig en aanvankelijk zilvergrijs, maar worden later , wanneer de meeldraden zich ontwikkelen, geel van de helmknoppen. De vrouwelijke katjes zijn groen en onopvallend.
Wilgen hebben zacht hout, dat snel wegrot. Wilgen kunnen, afhankelijk van het onderhoud enige tientallen jaren tot meer dan 100 jaar blijven staan. De wilg, met name de knotwilg is een zeer markante boomsoort in het landschap. Men treft ze vooral aan in de polders van het westen van Nederland en in de uiterwaarden, langs de grote rivieren.
De Schietwilg – Salix alba – is een veel voorkomende soort in Nederland, meestal knotwilg genoemd.
Knotten (snoeien) is een oud gebruik dat in Nederland sinds de middeleeuwen wordt toegepast op Schietwilgen, maar ook wel op populieren, elzen en essen.
Het knotten had destijds economische betekenis; de wilgen tenen werden verwerkt in matten (zinkstukken) die toegepast werden bij het aanleggen van dijken.
De bomen worden afgeknot op 2 á 3 m hoogte; de twijgen en takken werden ook gebruikt voor o.a. het vlechten van manden, verwerkt in de wanden van lemen huizen en voor het maken van hekwerken. Eenmaal geknot dient een wilg elke drie á vier jaar opnieuw geknot te worden, omdat de nieuwe takken snel weer uitgroeien en al gauw te zwaar worden voor de stam. Thans heeft het knotten geen economische betekenis meer. Omdat het onderhoud te wensen overlaat groeien veel knotwilgen tegenwoordig te lang door en dreigen onder het gewicht van de takken te bezwijken.

Dit is jammer, daar de knotwilgen een zeer belangrijk element vormen in het Nederlandse landschap. De wilgen hebben een belangrijke ecologische waarde: de stammen worden snel hol en bieden ruimte aan verschillende soorten vogels, bijvoorbeeld steenuilen, maar ook aan muizen en vleermuizen. Op de stamkoppen groeien vaak allerlei soorten mossen, varens en paddestoelen.
Daarom zetten verschillende natuurbeschermingsorganisaties, zoals bijvoorbeeld onze Werkgroep Wolf, zich in voor het behoud van knotwilgen en andere bomen, zoals op de foto de pas geknotte essen aan de Ommedijk te Schipluiden.